woensdag 28 oktober 2015

Ingezongen lied



Ik heb gekozen om het intro liedje van Pipi Langkous in te zingen, en te gebruiken voor deze opdracht. Zelf vind ik het een erg leuk liedje, en door de opbouw ervan denk ik dat het goed toepasbaar is op de weggeefmethode bij het instuderen met de kinderen. De opdracht heb ik zo gemaakt zodat ik de les zou kunnen geven aan kinderen uit groep 6.



Oriëntatie
(Les opening; doel van de les verhelderen, wat weten de kinderen al van dit onderwerp?)

De kinderen staan in een halve kring in de klas, ik sta voor de klas in het midden. Als opening zing ik het lied. Van te voren stel ik de kinderen de volgende vraag: dit liedje gaat over een meisje, wat vinden jullie van dit meisje? Misschien zullen sommige kinderen het liedje kennen, er is namelijk een wat recentere tekenfilm serie van Pipi Langkous. De kinderen zullen sommige karaktereigenschappen van Pipi in zichzelf herkennen of leuk vinden, waardoor ze met meer aandacht zullen luisteren. In het liedje worden rekensommen met een verkeerde uitkomst genoemd. Dit zal de kinderen opvallen, omdat ze zelf met rekenen op dit niveau al bekend zijn, en dus het goede antwoord weten.


Uitleg / instructie
(Wat doe jij? Wat zeg je? Hoe bewaar je de orde (welke regels herhaal je?) en hoe houd je het overzicht over de groep?)

Nadat de kinderen naar het lied hebben geluisterd, kom ik terug op de vraag die ik van te voren gesteld heb. Ik geef een paar kinderen de beurt om te vertellen wat ze van Pipi vinden. Hierna stel ik de kinderen de volgende vragen.

Startvraag: wat vinden jullie van Pipi?
Antwoord: waarschijnlijk; eigenwijs, gek, grappig, druk, vrolijk, etc.
1. wat herken je van Pipi in jezelf?
Antwoord: op deze vraag geven de kinderen een persoonlijk antwoord
2. welke sommen maakte Pipi, en waren de antwoorden goed?
Antwoord: 2x3=4, 3x3=5, 4-5=2, De juiste antwoorden zijn 6, 9, -1.
3. wat voor dieren heeft Pipi?
Antwoord: een aapje en een paard.

Ik zing het lied nog een keer, zodat ze goed kunnen luisteren en de antwoorden op de vragen bedenken. Ik geef een paar kinderen de beurt om de antwoorden te noemen. Hierna geef ik een stapel songteksten door, zodat de kinderen kunnen meelezen. We gaan beginnen met het instuderen van het liedje. Ik gebruik de weggeefmethode; ik zing de eerste zin, de kinderen de volgende, etc. Als we hier mee kaar zijn herhalen we de zinnen met de volgende woorden: wiedewiedewiet, thollahé, thollahopsasa, diedeldodel. We zingen het hele lied nog een keer, ik begin weer met de eerste zin, de kinderen de tweede zin, etc. Zo kunnen ze nog een keer oefenen met de verzinwoorden. Hierna doen we het andersom. Op dit moment zal het liedje er al wel een beetje ingeslepen zijn. We zingen samen het lied een keer helemaal achter elkaar. Als laatste zingen de kinderen het lied zelf, ik zing zelf niet mee.

Ik let erop dat de kinderen allemaal meedoen, als ik merk dat dit niet zo is spreek ik ze erop aan. Omdat de kinderen in een halve kring staan kan ik het overzicht goed houden, en zie ik of iedereen aandachtig mee doet.



(Wat doen de kinderen? Nadenken, antwoorden, schrijven, luisteren, opruimen, etc.)

 De kinderen hebben nagedacht, en luisteren nu naar elkaars antwoorden, of geven mij een antwoord op de startvraag.












De kinderen denken na over de gestelde vragen, hierna geven ze hier antwoord op en luisteren naar elkaar.

De kinderen lezen mee met de tekst, luisteren naar mij, en zingen mee.
Afsluiting
(Feedback en evaluatie)

Als afsluiting vraag ik aan de kinderen hoe ze zelf vinden dat het gegaan is. Vonden ze het leuk om te doen? Wat vonden ze er minder leuk aan? Ik benoem wat ik zelf vind dat ze goed gedaan hebben. Ik leg de nadruk nog eens op de verzinwoorden, en ik vraag wat ze er van vinden dat deze gebruikt zijn in het liedje.



Geen opmerkingen:

Een reactie posten